Vijf mythes over internationale samenwerking ontkracht
Besparingen in de Verenigde Staten, Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland en nu ook in België: de zogenaamde “ontwikkelingssamenwerking” ligt onder vuur in de politiek. De Vlaamse Regering heeft al het volledige budget voor samenwerking geschrapt. En de federale overheid volgt, met 25 procent besparingen vanaf 2027. Als het van Georges-Louis Bouchez afhangt, mag het hele systeem zelfs verdwijnen. Hij noemt het “een mechanisme doordrongen van christelijke schuldbekentenis”. Dat is niet alleen een koloniale visie op samenwerking, het is ook gewoon fout. We leggen uit waarom, aan de hand van 5 ‘mythes’ die we met een botte naald doorprikken.
1. “Internationale samenwerking is toch nutteloos.”
Fout. Toen Georges-Louis Bouchez in De Tijd/L’Echo zei dat het budget voor samenwerking gerust op nul kon, toonde hij vooral hoe weinig belang hij hecht aan het doel van die samenwerking: het verkleinen van de wereldwijde ongelijkheid. Besparen op samenwerking betekent in de praktijk decennia aan vooruitgang ongedaan maken in lage-inkomenslanden.
Drie voorbeelden.
Onderwijs: tussen 2000 en 2019 is het aantal niet-schoolgaande kinderen wereldwijd gehalveerd, mede dankzij UNICEF en tientallen andere ngo’s. De nood blijft echter groot. In Zuid-Kivu (DRC), waar meer dan 1,4 miljoen mensen door conflict op de vlucht sloegen, hielp Oxfam vorig jaar 800 kinderen terug naar school, door 20 scholen te bouwen of te herstellen en 200 leerkrachten op te leiden in crisiseducatie.

Gezondheid: sinds 2005 redde het Wereldfonds tegen aids, tuberculose en malaria 65 miljoen levens. Toch heeft de VS in februari dit jaar abrupt zijn bijdrage aan de wereldwijde strijd tegen hiv stopgezet. Volgens UNAIDS kan dat de komende vier jaar 6,3 miljoen doden kosten. Dat is geen overdrijving, want vóór Trump betaalde de VS nog tweederde van de wereldwijde hiv-aanpak.
Voeding: tussen 1990 en 2015 daalde het aantal ondervoede mensen wereldwijd met bijna de helft, dankzij gezamenlijke inspanningen in landbouw en internationale samenwerking. Vandaag dreigt dat opnieuw te keren: oorlogen, klimaatverandering en onderfinanciering van voedselhulp doen de honger terug toenemen. In Gao (Mali) ondersteunt Oxfam 17.000 mensen die getroffen zijn door droogte en ondervoeding, via voedselhulp en klimaatbestendige groentetuinen. Maar de echte, blijvende verandering komt van onze samenwerkingsprogramma’s met lokale partners. Zo ontstond SCOOPS K, een Malinese vrouwengroep in Koutiala, met steun van Oxfam en de Belgische ontwikkelingssamenwerking (DGD). Vandaag is het een lokale coöperatie die voedzame sojameel produceert voor kinderen en moeders met ondervoeding. In 2023 leverden ze 26 ton aan zeven gezondheidscentr; een mooi voorbeeld van wat samenwerking mogelijk maakt: duurzame, lokale oplossingen, gedragen door de gemeenschap zelf.
Conclusie: internationale samenwerking redt levens en verkleint ongelijkheid. Door te besparen op die samenwerking zet België keihard verworven vooruitgang op het spel.
Étienne Godts, diensthoofd Duurzame voedelsystemen bij Oxfam
Dankzij de steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking hebben duizenden vrouwen en jongeren hun economische autonomie en hun rol in hun gemeenschap versterkt. In Burkina Faso, Mali en Palestina kregen vrouwelijke producenten toegang tot het land en verbeterden hun positie op de lokale markten. Dankzij opleidingen en innovatie hervormen ze de landbouw, richting meer duurzaamheid en rechtvaardigheid.
2. “België geeft al veel te veel aan arme landen.”
Dat hoorden we al minstens 1000 keer, maar het tegendeel blijft waar. België heeft zijn eigen belofte nooit gehaald. Al in de jaren zeventig beloofden de OESO-landen om 0,7 procent van hun BBP aan officiële ontwikkelingshulp te besteden. Dat engagement kaderde binnen de Verenigde Naties, bedoeld om de landen te steunen die decennialang gekoloniseerd waren door precies diezelfde staten. Sommige, zoals DR Congo, erfden zelfs de schulden van hun koloniale overheersers – België in dit geval, onder andere voor de bouw van het Paleis van Laken.
Vandaag haalt België amper 0,44 procent van het BBP. En de aangekondigde besparingen van de Arizona-coalitie duwen ons nog verder van de 0,7-procentdoelstelling weg. Die trend is internationaal voelbaar. In Congo bereikte Oxfam vroeger 750.000 mensen met steun van USAID, de Amerikaanse samenwerking. Na de besparingen onder Trump zakte dat aantal naar 150.000. Als België nu ook snijdt in het budget, versterkt het enkel die negatieve spiraal.
Conclusie: België geeft niet “te veel”. Het geeft zelfs niet eens wat het ooit beloofde.
3. “Maar komt dat geld eigenlijk wel bij de mensen terecht?”
Dat hoor je soms: “Al dat geld gaat toch naar de werking van ngo’s.” Maar in werkelijkheid besteden organisaties in de samenwerking meer dan 90 procent van hun middelen rechtstreeks aan hun missie. En zodra een project loopt, gaat ongeveer 70 procent van de fondsen rechtstreeks naar lokale partners die met de betrokken gemeenschappen werken. De overige 30 procent dient voor technische, logistieke en kwaliteitsopvolging, essentieel om het werk duurzaam te maken.
In Laos versterkt het SoLaR-project, gesteund door Oxfam België en lokale vakbonden, de rechten van landarbeiders, vooral vrouwen. “Dankzij opleidingen en mobiele sociale diensten konden 1.267 mensen zich in 2024 aansluiten bij de sociale zekerheid,” vertelt Khamphy Khammavong, programmacoördinator bij Oxfam Laos.
In Palestina is landbouw meer dan een beroep, het is levensnoodzakelijk en een daad van verzet. Het Akoub-project, met partners PARC, RWDS en PFU, helpt vrouwen om deze inheemse plant veilig te kweken, te verwerken en te verkopen. Zo krijgen ze vaste inkomsten, meer autonomie en dragen ze tegelijk bij aan biodiversiteit en veerkracht.
Conclusie: het geld verdwijnt niet tussen de schenker en de ontvanger, maar belandt waar het moet: in handen van de lokale bevolking, die weten wat ze doen en waarvoor ze vechten.
4. “En wij dan? Hier zijn toch ook problemen?”
Ah, een klassieker aan de keukentafel: “We moeten ons eerst om onze eigen mensen bekommeren.” Maar besparen op internationale samenwerking is niet alleen een klap voor internationale solidariteit, het bedreigt ook onze eigen economie. Hoezo?
Kijk naar cacao of koffie: producten uit het globale Zuiden, geteeld door miljoenen producenten ter plaatse, wier inkomen afhangt van duurzame toeleveringsketens. En net die ketens worden ondersteund door internationale samenwerking.
België, trots ‘chocoladeland’ en tweede grootste chocolade-exporteur ter wereld, kan zich niet veroorloven die partnerschappen te verliezen. Een eerlijke reep chocolade, zoals Bite to Fight van Oxfam, draait om veel meer dan een eerlijk loon in Ivoorkust. Het is een hele keten die inzet op biodiversiteit, bosbescherming en menswaardige arbeid. En als cacao verdwijnt, staan 14.000 Belgische jobs en het voortbestaan van 337 bedrijven op de helling.
Bovendien ‘beperkt’ Oxfam haar strijd tegen ongelijkheid en klimaatonrecht niet tot het buitenland. Ook hier in België doen we dat, via eisen voor eerlijkere fiscaliteit en sterke publieke diensten. Sociale en klimaatrechtvaardigheid zijn geen aparte gevechten; ze zijn onlosmakelijk verbonden.
Conclusie: samenwerking stopt niet aan de grens. Over de grenzen heen versterkt het onze economieën en onze toekomst.
5. “Ah, jullie doen ook aan beleidsbeïnvloeding? Is dat wel de taak van een ngo?”
Ja, absoluut, en gelukkig maar. Want zonder beleidswerk en druk op beslissingsnemers verandert er niets fundamenteels. Noodhulp en internationale samenwerking zijn cruciaal, maar alleen structurele verandering breekt ongelijkheid echt open.
Een goed voorbeeld is de Europese zorgplicht-richtlijn. Die verplicht grote bedrijven om mens en milieu te respecteren in hun volledige keten. Na jaren burgercampagnes en politieke druk werd ze in 2024 goedgekeurd, een historische overwinning voor het middenveld. De strijd gaat verder, want lobby’s proberen de wet te verzwakken, maar het toont dat pleitbezorging werkt.
Conclusie: zonder beleidswerk blijft internationale samenwerking oppervlakkig. Wie de regels wil veranderen, moet ze ook durven in vraag stellen.