Voor een faire belasting

Het politieke en economische systeem bevoordeelt namelijk de superrijken ten koste van het algemeen welzijn van de bevolking en de openbare diensten. Als kers op de taart betalen de superrijken minder belastingen dan de gemiddelde Belg. Heb je ook schoon genoeg van die ongelijkheid? Gooi dan je gewicht in de strijd: onderteken onze petitie en eis van onze regering een eerlijke belasting op de superrijken. 

Oxfam Davos 2025 tax the rich
117 onderschreven deze petitie al

Teken deze petitie

Door je telefoonnummer te geven, geef je Oxfam toestemming jou telefonisch te contacteren voor updates en andere manieren om Oxfam te steunen.

Path 587 Path 588 Path 589 Path 590 Path 591 Path 592 Path 593 Path 594 Path 595

Waarom je een petitie van Oxfam zou ondertekenen

Hoe lossen we de problemen met ongelijkheid op ? 

In België betalen de 1% rijksten gemiddeld 23% belasting op hun volledige inkomen. De gemiddelde Belg daarentegen, mag 43% ophoesten. Het zou maar logisch zijn dat de rijkste mensen bijdragen volgens hun vermogen. Zij zijn bovendien ook degenen met de grootste ecologische voetafdruk. We hebben een rechtvaardig belastingstelsel nodig waarin de rijksten eindelijk hun eerlijke aandeel betalen. Dit zou helpen om de ongelijkheden te verminderen en de klimaattransitie te financieren.

Wij eisen van de Belgische regering dat zij:

De superrijken correct belasten

De superrijken zijn de grootste vervuilers, ze moeten hun deel navenant betalen.

Investeren in sociale- en klimaatrechtvaardigheid

De opbrengst van een rijkenbelasting moet de samenleving in haar geheel dienen.

Strijden voor een democratische toegang tot gegevens

De regering moet publieke toegang geven tot gegevens over belastingontwijking, de impact van het beleid op gender, het bezit van rijkdom en de verantwoordelijkheid voor koolstofemissies.

Het is essentieel dat het klimaatbeleid de al bestaande ongelijkheden op basis van geslacht, seksuele geaardheid, leeftijd, gezondheid of huidskleur niet verergert, maar eerder een instrument worden voor gelijkheid en inclusie.

Takers, not makers 

« Takers, not makers »,  zo heet het nieuwe rapport van Oxfam over ongelijkheden. We publiceerden ter gelegenheid van het Wereld Economisch Forum in Davos. Het rapport noemt de superrijken bij naam. Hun rijkdom niet uitsluitend het resultaat is van werk of verdienste, maar is voornamelijk afkomstig is van erfenissen, clientelistische relaties met staten en het feit dat ze monopolieposities controleren.


Deze extreme concentratie van rijkdom is het resultaat van de verwerving van middelen uit het Globale Zuiden, en is voornamelijk in handen van een witte, mannelijke elite uit westerse landen. Wereldwijd leven meer dan 3 miljard mensen onder de armoedegrens, een cijfer dat al 35 jaar onveranderd is.

 

 

Ik duik in het rapport

Ongelijkheid in cijfers

De rijkste 1% van de Belgen betaalt de helft minder belastingen dan de gemiddelde Belg.

In België betalen de 1% rijksten gemiddeld 23% belasting op hun volledige inkomen. De gemiddelde Belg mag 43% ophoesten.

De 1% rijksten bezitten bijna 25% van de rijkdom in België.

Dat is meer is dan 70% van de armste Belgische bevolking samen.

Wereldwijd stoten de 1% met de hoogste inkomens meer koolstof uit dan de 66% armste mensen.

Wereldwijd bezitten mannen 105.000 miljard dollar meer aan rijkdom dan vrouwen.

Meer informatie over deze petitie

 Rijkdom wordt wereldwijd zeer ongelijk verdeeld.

• De 1% rijksten bezitten 45% van alle wereldwijde rijkdom.
Het vermogen van elk van de 10 rijkste mannen ter wereld is in 2024 gemiddeld met 100 miljoen Amerikaanse dollar per dag toegenomen. Zelfs als ze 99% van hun fortuin van de ene op de andere dag zouden verliezen, zouden ze nog steeds miljardair blijven.
60% van de rijkdom van miljardairs komt uit erfenissen, cliëntelisme, corruptie of monopolies.

Deze extreme concentratie van rijkdom is geen toeval. Het is het resultaat van jarenlange, verankerde neoliberale beleidsmaatregelen, ontstaan uit het kolonialisme. Deze beleidsmaatregelen stellen de ultrarijken in staat om de middelen en het werk van miljarden mensen over de hele wereld uit te buiten, te stelen en te concentreren. Dit economische model is de norm geworden. Het versterkt de ongelijkheden, veroorzaakt herhaalde crises en schaadt de planeet. Het vergroot de kloof tussen de superrijken die zich de rijkdommen toeëigenen en de gewone mensen. Zij telen, maken, creëren deze rijkdommen, zoals katoen en koffie, maar moeten elke dag vechten om rond te komen.

Het resultaat? We hebben te maken met een ongelijk economisch systeem dat draait op uitbuiting, geweld, racisme en seksisme. Een systeem waarin de uitbuiting van onze planeet en de bevolking wordt getolereerd om de ultrarijken steeds rijker te maken.
 

België wordt vaak gezien als een egalitair land, een eilandje aan gelijkheid in een zee van ongelijkheid.

 Maar het economische en politieke systeem staan wel degelijk aan de kant van de superrijken. 


• De 1% rijksten in België bezitten 24% van de rijkdom van het land. Dat is meer dan wat de 70% armste mensen samen bezitten. De 50% armste mensen bezitten samen nauwelijks 8% van de rijkdom van het land.
•    De rijkste 1% heeft genoeg aan 9 dagen om het jaarequivalent te verdienen van de 50% armste mensen.
•    88% van de rijkdom van miljardairs komt uit erfenissen en monopolies.
•    Meer dan 1 op de 8 Belgen leeft in armoede.
 

Wanneer we spreken over superrijken, bedoelen we niet de middenklasse die 5.000 euro bruto per maand verdient. De definitie van "superrijk" varieert afhankelijk van de geografische, economische en sociale context. Tot de "superrijken" rekenen we de mensen die behoren tot de 1% rijksten binnen een populatie (of zelfs de 0,1% of 0,01%).


De precieze drempels kunnen variëren, maar studies over ongelijkheid gebruiken vaak criteria zoals rijkdom bezitten dat miljoenen euro's aan jaarlijks inkomen of vermogen overschrijdt. Volgens de evaluaties van het World Inequality Lab van de Universiteit van Economie van Parijs, bezitten Belgen die tot de 1% rijksten behoren, een vermogen (een patrimonium) van meer dan 3 miljoen euro. De 0,1% rijksten bezitten een vermogen van meer dan 7,5 miljoen euro, en de 0,01% rijksten bezitten dan weer een vermogen van meer dan 25 miljoen euro.

Wanneer we kijken naar de superrijken op globaal niveau, dan stellen we vast dat het voornamelijk gaat over hoogopgeleide, eerder witte mannen van middelbare leeftijd, uit westerse landen.

We willen vooral benadrukken dat onze pleidooi zich niet beperkt tot identificeren wie die superrijken zijn. Wel willen we begrijpen hoe ze hun rijkdom verwerven, behouden en belasten, met het doel om economische beleidsmaatregelen voor te stellen die een eerlijkere verdeling van de middelen bevorderen. Onze benadering is daarom het aanbevelen van progressieve belastingmaatregelen, waarbij de belastingtarieven toenemen met het niveau van inkomen en rijkdom. Deze maatregelen zorgen voor een eerlijke bijdrage van iedereen aan de samenleving, terwijl ze essentiële openbare diensten financieren en de ongelijkheid verminderen.
 

De superrijken vervuilen enorm. De ecologische voetafdruk en rijkdom zijn nauw met elkaar verbonden: met andere woorden, hoe hoger het inkomen, hoe hoger de uitstoot.

2,8 ton per persoon per jaar = het maximale koolstofbudget om de klimaatdoelstellingen van Parijs te respecteren.
3 miljoen ton per persoon per jaar = de gemiddelde uitstoot van elk van de 125 rijkste miljardairs ter wereld, wat meer dan een miljoen keer de gemiddelde uitstoot van de 90% armste mensen ter wereld.


De levensstijl van de meest bevoorrechten staat haaks op het klimaat en de biodiversiteit. Via hun buitensporige consumptie (superjachten, privéjets, ruimte-toerisme), hun investeringen in vervuilende industrieën of hun culturele en politieke invloed, dragen zij meer bij aan de problemen dan aan de oplossingen.
Wereldwijd stoten de 1% met de hoogste inkomens meer koolstof uit dan de 66% armste mensen.
• 50% van de armste mensen in de wereld draagt slechts bij aan 12% van de wereldwijde uitstoot, maar is blootgesteld aan 75% van het inkomensverlies door klimaatverandering.
• De 10% rijkste mensen zijn verantwoordelijk voor 50% (!) van de uitstoot, maar zijn slechts blootgesteld aan 3% van de inkomensverliezen.

 

De schade die de 1% superrijken veroorzaken, wordt betaald door de overige 99% van de bevolking. Deze schade neemt verschillende vormen aan: armoede, toename van honger, vernietiging van natuurlijke habitats, blootstelling aan klimaatcatastrofes, enz.

Het is een paradoxale situatie: de mensen die het minst verantwoordelijk zijn voor de veroorzaakte schade, zijn de meest getroffen. Dat zijn:
 

 • Mensen in het Globale Zuiden
 • Vrouwen
 • Mensen die gediscrimineerd worden op basis van leeftijd, gezondheid, huidskleur, seksuele geaardheid, genderidentiteit, opleidingsniveau, enz.inées sur base de l’âge, la santé, la couleur de peau, l’orientation sexuelle, l’identité de genre, le niveau d’éducation etc.

Het is geen toeval dat deze mensen het hardst geraakt worden: zij kampen met de gevolgen van structurele ongelijkheden. Een ongelijke machtsstructuur zorgt ervoor dat de behoeften en eisen van bepaalde groepen er meer toe doen dan die van anderen. Zo weten we dat de meeste economische en politieke machtsposities nog steeds bekleed worden door voornamelijk rijke, witte mannen. Uiteraard missen ze de ‘bril’ op andere ervaringen en levens. Ze houden (bijgevolg) onvoldoende rekening met andere groepen in de samenleving, die daardoor harder worden getroffen. Een intersectionele benadering is dus essentieel om de ongelijkheden te begrijpen. 

Nos recommandations : 

  1. Faire payer les riches pollueurs

Taxation des riches et des entreprises polluantes/fossiles   

  • Instaurer un impôt sur la fortune pour les plus riches afin de réduire leurs émissions et de récolter les milliards d’euros qui pourront être utilisés pour lutter contre les inégalités, pour la coopération au développement afin d’aider les pays les plus impactés à faire face aux impacts brutaux du dérèglement climatique et aux pertes et dommages subis et à financer la transition vers les énergies renouvelables. Une telle contribution retirerait aux super-riches des fonds qui contribuent actuellement aux investissements dans la production à forte intensité de carbone et dans la consommation polluante, et contribueraient ainsi à la réduction des émissions.  Si les fonds provenant de ces impôts progressifs sont également utilisés pour une transition climatique juste au niveau national et à l'étranger, il est possible de multiplier l'impact sur la réduction des émissions et la justice climatique mondiale. 
  • La Belgique doit soutenir l’initiative du Brésil visant à implémenter un impôt minimum mondial sur les milliardaires, au même titre qu’un impôt minimum mondial sur les bénéfices des multinationales a été élaboré. L’impôt minimum mondial sur les milliardaires devrait être négocié au sein de la future convention fiscale des Nations-Unies afin que les pays du Sud, qui ont cruellement besoin de recettes fiscales, puissent négocier les réformes de la fiscalité internationale sur un pied d’égalité avec les pays du Nord. 
  • Imposer des contributions plus élevées sur les revenus et les richesses provenant des combustibles fossiles et d'autres activités fortement émettrices, afin de créer une incitation financière claire et visible à se désengager de la production fossile au profit de la production « verte » pour les biens responsables des émissions de CO₂. En d'autres termes, la fiscalité sur les bénéfices devrait être « différenciée en fonction du carbone ». Les taux d'imposition différenciés en fonction du carbone doivent être  suffisamment élevés pour rendre les investissements dans les énergies renouvelables et les biens fonctionnant avec ces énergies plus rentables que ceux dans les combustibles fossiles. 
  • En Belgique, pour chaque 100 euros de revenus, les Belges payent en moyenne 43 euros de contributions. Les 20% les moins riches payent en moyenne 37 euros de contributions chaque fois qu’ils gagnent 100 euros. En revanche, les 1% les plus riches ne paient que 23 euros. Les 1% les plus riches contribuent donc deux fois moins que la moyenne des Belges. C’est la catégorie de la population qui contribue le moins proportionnellement à ses revenus. Il faut réaffirmer la progressivité des impôts sur le travail en modulant la quotité exemptée d’impôt ou en octroyant un crédit d’impôt pour les salaires bas et moyens. Et pour parvenir à donner plus de pouvoir économique à celles et ceux qui sont au bas de l’échelle sans creuser le déficit public, il faut demander une contribution aux plus aisés en taxant les plus-values sur actions. La Belgique est en effet le pays de l’OCDE où l’écart de contribution entre les revenus du travail et les gains en capital issus des plus-values sur actions est le plus grand (et de loin). C’est l’un des seuls pays européens à ne pas demander de contribution à ceux qui gagnent de l’argent en revendant des actions. Il y a donc de la marge pour baisser les impôts sur le travail et compenser la perte de recettes fiscales par une contribution du capital. 

Plus précisément, nous préconisons des contributions plus élevées sur : 

  • Le patrimoine investi dans des entreprises à fortes émissions, comme celles liées aux combustibles fossiles, c'est-à-dire la propriété d'entreprises et d'activités polluantes ; 
  • Les revenus issus des actions et des parts détenues dans des entreprises polluantes ; 
  • Les revenus des entreprises générés par des activités polluantes, notamment les bénéfices exceptionnels ou excédentaires. 

 

Réduire/arrêter les subventions fossiles “injustes”  

Pour rediriger les flux financiers et les investissements vers une économie décarbonée, l’Etat doit également arrêter les subsides à la production et distribution des énergies fossiles (ces subsides n’étant ici pas entendus comme les tarifs sociaux ou la non-imposition d’accises sur le mazout de chauffage face au diesel de roulage). En 2021, le montant total des subventions directes et indirectes aux énergies fossiles s’élevait à 14,7 milliards d’euros en Belgique et 7 000 milliards USD au niveau mondial. 

  • Soutenir l’appel en faveur d’un traité de non-prolifération des combustibles fossiles. 
  • Élaborer une vision interfédérale de l’énergie, avec une trajectoire qui réduit la consommation d’énergie en Belgique et vise 100 % d’énergie durable non fossile bien avant 2050 (et de préférence d’ici 2040). 

     

  1. Investir dans des mesures féministes pour la justice climatique et sociale

     

Opérer un shift fiscal visant à diminuer les impôts sur les bas et moyens salaires et taxer le capital (plus-values et/ou impôt sur la fortune)   

  • Opérer une réforme énergétique des bâtiments & transports 
  •   Tripler le taux de rénovation en Belgique afin d’isoler plus rapidement le parc immobilier vieillissant et de le chauffer de manière durable. Commencer par les logements dont les performances sont les plus mauvaises : mettre en place un programme public de rénovation à long terme et faire en sorte que, d’ici 2040, plus aucune maison ne soit chauffée au gaz, au mazout ou au charbon. Mettre fin aux subventions des énergies fossiles polluantes, améliorer l’accessibilité et la couverture des primes de durabilité, multiplier la capacité de main-d’œuvre dans le secteur de la construction et de la rénovation durables grâce à des parcours de formation et de reconversion tenant compte de la dimension de genre. 
  • Améliorer l’accès de tou·te·s à un logement adapté au climat. Construire davantage de logements sociaux qui répondent aux exigences de durabilité, établir un principe de « priorité au logement » pour les sans-abri, accueillir les demandeur·euse·s de protection internationale dans des logements de qualité décente et élaborer une réglementation du marché locatif. Soutenir les groupes en situation de précarité énergétique grâce à des mesures ciblées et tenant compte de la dimension de genre pour qu’ils dépendent moins des énergies fossiles. 
  • Aménager l’environnement bâti pour une société plus verte : veiller à la végétalisation et à l’adaptation au dérèglement climatique (en commençant par les quartiers les plus bétonnés), densifier le bâti afin de vivre plus près des infrastructures et réduire la dépendance à la voiture. 
  • Développer une politique de mobilité durable qui ne soit pas axée sur la voiture, qui donne la priorité aux modes de transport actifs et publics et qui se concentre sur les chaînes courtes. Plus spécifiquement : ne plus concevoir les villes autour des voitures, mettre fin aux subventions accordées aux voitures de société, instaurer davantage de zones à faibles émissions ou zéro émission, améliorer les infrastructures cyclables, les trottoirs et l’accessibilité physique aux transports en commun. Améliorer la sécurité des femmes, des filles, des personnes LGBTQIA+ et des autres groupes marginalisés dans l’espace public. 
  • Mettre fin à l’expansion de la capacité des infrastructures aériennes. Instaurer une taxe sur le trafic aérien et plaider au niveau européen pour l’introduction d’une taxe sur le kérosène. Faire de Brussels Airport une plaque tournante pour le trafic ferroviaire international et interdire les vols court-courriers. 

    Investir dans l’agroécologie

     

  • Augmenter les investissements dans l’agriculture durable et résiliente au dérèglement climatique, comme l’agroécologie et l’agroforesterie, en particulier pour les agricultrices et l’agriculture à petite échelle. Réformer le système de subventions en faveur de l’agriculture durable et à petite échelle. 
  • Garantir un revenu décent à toutes les personnes qui travaillent dans les secteurs agricole et alimentaire. 
  • Protéger les groupes les plus pauvres de la société contre les hausses de prix de l’alimentation, encourager les régimes alimentaires durables dans la population, y compris à travers les chèques-repas et les cantines des écoles et des universités, entre autres. 
  • Éliminer progressivement les formes d’agriculture à forte intensité de gaz à effet de serre et soutenir les agriculteur·trice·s dans la transition verte, y compris la transition vers un emploi vert.   

    Investir dans le secteur du Care 

     

  • Reconnaitre le « travail domestique » comme une pierre fondamentale de l’économique qui doit être pris en compte dans les politiques de transition juste. 
  • Investir dans le secteur des soins de santé est essentiel pour compenser l’impact du dérèglement climatique et remédier aux inégalités en matière de soins non rémunérés. Préparer le secteur de la santé à faire face à la chaleur, à la sécheresse, aux nouvelles maladies, etc. Protéger les droits de tou·te·es les soignant·e·s et garantir un salaire décent pour les soignant·e·s rémunéré·e·s, conférer aux soignant·e·s une influence sur les processus décisionnels et prendre en compte le travail non rémunéré des femmes dans le monde entier. 
  • Soutenir les personnes aux revenus les plus faibles afin de garantir l’accès universel aux soins de santé. 
  • Réduire l’écart salarial entre les hommes et les femmes et promouvoir des politiques visant à préserver l’équilibre entre vie professionnelle et vie privée pour tou·te·s.  

    Investir dans le financement climat international    

    3. Améliorer la transparence et l’accès aux données sensible au genre concernant la taxation et le climat

    Collecter des données sur le climat et le genre dans tous les domaines   

     

  • Organiser une collecte de données approfondie et standardisée sur le dérèglement climatique et la politique climatique, avec une ventilation par genre, âge, origine ethnique, etc. Nous identifions ainsi clairement qui contribue le plus à la crise climatique et pour qui les conséquences de celle-ci sont les plus lourdes. La politique peut alors s’attaquer simultanément à la crise climatique et à la crise des inégalités. 
  • Rendre ces données disponibles au grand public. 
  • Donner l’accès public aux données concernant l’évasion fiscale, l’impact de la crise climatique sur le genre, la détention de richesses, la propriété de jets, et la comptabilisation des émissions carbone. 

Wij eisen van de Belgische regering dat zij:
·    De superrijken correct belasten: de superrijken zijn de grootste vervuilers, ze moeten hun deel navenant betalen.
·    Investeren in sociale- en klimaatrechtvaardigheid. De opbrengst van een rijkenbelasting moet de samenleving in haar geheel dienen. 
·    Strijden voor een democratische toegang tot gegevens. De regering moet publieke toegang geven tot gegevens over belastingontwijking, de impact van het beleid op gender, het bezit van rijkdom en de verantwoordelijkheid voor koolstofemissies.


Het is essentieel dat het klimaatbeleid de al bestaande ongelijkheden op basis van geslacht, seksuele geaardheid, leeftijd, gezondheid of huidskleur niet verergert, maar eerder een instrument worden voor gelijkheid en inclusie.
 

 

Geproduceerd met de steun van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. De meningen van onze organisatie vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs die van de Belgische Staat en binden deze niet.

Rechts